“We zijn al bij de wolken”.

wolkenbreien1

“Hallo. Mogen we vragen wat jullie aan het maken zijn?”

“Dag muizen op een theedoek. Tuurlijk mag dat. We breien regengordijnen. Maar wat doen jullie zo ver van de grond?”

“We zijn op weg naar de hemelkaas”.

wolkenbreien2

“Wat een vriendelijke wolkenbewoners. Ik kreeg zelfs een wolkje en breipennen van ze. Want ze zeiden dat het nog wel een eindje reizen was”.

“Wat ga je eigenlijk maken?”